In veel huishoudens speelt dit verhaal zich – vaak achter gesloten deuren – af: een volwassen kind dat nog thuis woont, zonder werk, zonder opleiding, zonder duidelijke richting. Imre (54) zit met precies zo’n situatie.
Zijn zoon David is 28 jaar, woont nog thuis en heeft geen baan. En dat is niet zomaar een fase, maar inmiddels al jaren de realiteit. “Hij is een slimme jongen, daar ligt het niet aan. Maar het lijkt alsof hij alle motivatie kwijt is. En ik weet niet meer wat ik moet doen.”
Volgens Imre ging het allemaal geleidelijk. “Na de middelbare school begon hij aan een hbo-opleiding, maar die heeft hij na twee jaar afgebroken.
Dat kwam toen niet echt als een verrassing. Hij zat niet lekker in z’n vel, was snel overprikkeld en had weinig energie.”
Daarna begon David aan wat losse baantjes, maar niks hield hij lang vol. “Of het nou in de horeca was of in een magazijn, er was altijd iets waardoor het niet werkte. Te druk, te saai, geen klik met collega’s… noem maar op.”
In het begin probeerde Imre hem vooral te steunen. “Ik dacht: hij moet even tot rust komen. Misschien zit hij in een soort burnout of zit er iets psychisch onder.”
Maar nu, jaren later, begint het bij hem toch te wringen. “Hij is 28. Hij slaapt tot twaalf uur ’s middags, hangt wat op z’n kamer, en gamet de halve nacht. Ik probeer gesprekken met hem aan te gaan, maar dan krijg ik terug: ‘Je begrijpt me niet, laat me gewoon met rust.’ Dat raakt me.”
Wat het extra lastig maakt, is dat Imre zelf wél altijd gewerkt heeft. “Ik ben opgegroeid met het idee: handen uit de mouwen.
Je doet wat je moet doen, ook al heb je geen zin. Het leven is nou eenmaal niet altijd leuk.” Die mentaliteit lijkt bij David ver te zoeken.
“Als ik dat soort dingen tegen hem zeg, voelt hij zich aangevallen. Dan klapt hij helemaal dicht of wordt hij boos. Alsof ik hem verwijt dat hij lui is – terwijl ik dat niet eens letterlijk zeg.”
Volgens experts is dit een situatie die steeds vaker voorkomt. De druk op jongeren is groot, en tegelijkertijd zijn de verwachtingen soms onduidelijk. Een generatie die is opgegroeid met ‘je moet doen wat je leuk vindt’, botst regelmatig met ouders die gewend zijn om door te zetten, ook zonder passie.
Imre herkent dat. “David zegt weleens: ‘Ik ga echt niet iets doen waar ik ongelukkig van word.’ Maar ik denk dan: ja, en ondertussen zit je al drie jaar thuis en word je dáár wel gelukkig van?”
Wat hem het meest frustreert, is dat hij niet weet hoe hij moet helpen. “Ik wil niet de zeurende vader zijn, maar ook niet diegene die alles maar laat gebeuren. Moet ik hem een schop onder z’n kont geven? Of juist nog meer ruimte laten?”
Soms overweegt hij om hem huur te laten betalen of een deadline te stellen: werk zoeken of ergens anders wonen. “Maar dan denk ik weer: wat als hij dat echt niet aankan? Wat als ik hem daarmee nog verder de put in duw?”
Toch is er volgens Imre ook nog hoop. “Soms hebben we gesprekken waarin ik flarden van ambitie hoor. Dan heeft hij een idee voor een webshop of zegt hij dat hij misschien iets met ICT wil doen. Maar het blijft vaak bij praten.”
Hij heeft geprobeerd hem te helpen met het schrijven van sollicitatiebrieven, maar dat liep vaak uit op irritaties. “Dan vond hij alles wat ik schreef ouderwets of betuttelend. Dus inmiddels probeer ik me daar maar buiten te houden.”
Op aanraden van een vriend heeft Imre contact gezocht met een jongerencoach. “Niet omdat ik David wilde dwingen in therapie, maar omdat ik zelf iemand nodig had om dit mee te bespreken.
Die coach gaf me één inzicht dat me is bijgebleven: ‘Je kunt iemand niet motiveren door te duwen. Je moet zorgen dat er ruimte komt voor zijn eigen verlangen.’” Dat vond Imre in eerste instantie behoorlijk vaag klinken, maar hij is het inmiddels wel gaan begrijpen.
“Als ik alleen maar druk, gebeurt er niks. Maar als ik echt probeer te luisteren, en z’n tempo accepteer – hoe frustrerend dat ook is – ontstaat er soms ineens een beetje beweging.” Zo heeft David onlangs zelf een online cursus gevonden over programmeren.
Klein, vrijblijvend, maar het is een begin. “Ik zei niks toen hij ermee begon. Geen schouderklopje, geen cynische grap. Ik dacht: laat hem zelf ervaren wat dit met hem doet.”
Voor Imre blijft het een worsteling tussen loslaten en begeleiden. Tussen hopen en balen. “Ik wil hem niet kwijt, maar ik wil hem ook niet vastzetten in deze situatie. En ik wil bovenal dat hij weer trots op zichzelf kan zijn. Dat hij ergens ’s ochtends z’n bed voor uitkomt, omdat hij er zin in heeft.”
Wat hij andere ouders wil meegeven? “Probeer niet te veel te sturen. Hoe moeilijk dat ook is. En blijf in gesprek, ook als het oppervlakkig lijkt. Soms is dat geklaag over z’n gameverslaving gewoon zijn manier om te zeggen dat hij zich verloren voelt. Als ouder moet je dan proberen daar doorheen te luisteren.”
Imre weet dat het geen garantie is dat alles goedkomt. “Maar ik geloof wel dat mensen kunnen veranderen, als de omstandigheden kloppen. En soms moet jij als ouder zelf eerst iets veranderen, voordat je dat van je kind kunt verwachten.”
Zijn grootste wens? “Dat hij over een jaar tegen me zegt: ‘Pap, ik heb iets gevonden waar ik blij van word.’ Dan maakt het me eigenlijk niet uit wat het is.”