Het is een zaterdagochtend in een kleine huurstudio van nog geen 30 vierkante meter, ergens aan de rand van de grote stad. Brent, 28 jaar, zit aan een wankel Ikea-tafeltje met een kop lauwe koffie.
Buiten raast het verkeer voorbij, binnen echoot zijn frustratie over de woningmarkt die maar niet lijkt te veranderen. “Ik wil gewoon een normale plek om te wonen, weet je? Niet luxe, niet groot. Gewoon… normaal. Maar zelfs dat lijkt tegenwoordig een privilege.”
Brent is een van de vele jonge volwassenen die al jaren proberen om een plekje op de woningmarkt te veroveren. Wat ooit een logische stap leek na zijn studie — een eigen woning kopen of huren — blijkt inmiddels een ware hindernisbaan.
“Je hoort altijd: studeer hard, werk hard, dan komt het wel goed. Nou, ik heb dat allemaal gedaan. Hbo-opleiding afgerond, vaste baan, ik werk fulltime. Maar toch woon ik hier nog steeds, in een hok waar net m’n bed, m’n bank en m’n bureau in passen.”
Volgens Brent is het probleem niet alleen de schaarste aan woningen. Het zit dieper. “Er is gewoon geen ruimte voor jongeren. Alles is al ingenomen.
En wie zitten er op die plekken? Juist, ouderen die in hun eentje in een huis van 140 vierkante meter wonen. Waarom? Omdat ze dat kunnen. En niemand zegt er iets van.”
Hij zucht. “Het is niet dat ik die mensen iets misgun, hè. Maar het voelt alsof ze alles vasthouden. Alsof ze vergeten zijn dat zij ooit ook begonnen in een kleine huurwoning en omhoog konden klimmen. Alleen krijgen wij die kans gewoon niet.”
De frustratie van Brent is herkenbaar voor veel twintigers en dertigers. Een groot deel van deze generatie kampt met hetzelfde probleem: te veel concurrentie, te weinig betaalbare woningen, en een markt waarin ouderen hun ruime eengezinswoningen zelden verlaten.
“Er wordt steeds gepraat over doorstroming,” zegt Brent, “maar dat gebeurt gewoon niet. Iedereen blijft zitten waar-ie zit. Waarom zou je ook weggaan als je huis al lang is afbetaald en je nergens naartoe kunt dat vergelijkbaar is?”
Voor hem voelt het alsof er een onzichtbare muur staat tussen zijn generatie en de stap naar volwassenheid.
“Je hoort mensen zeggen: ‘Waarom koop je geen huis?’ Nou, omdat er niks te koop is dat ik kan betalen. Of omdat ik met m’n salaris van 3.000 euro net genoeg verdien om niet te mogen huren in de sociale sector, maar ook weer te weinig voor een hypotheek van vier ton. Het is alsof je wordt gestraft voor je inzet.”
De woningmarkt lijkt in een wurggreep van generaties te zitten. Jongeren die niet binnenkomen, ouderen die niet vertrekken. Brent: “Ik snap echt wel dat het voor ouderen ook spannend is om te verhuizen. Ze zijn gehecht aan hun huis, aan hun buurt.
Maar soms lijkt het alsof hun belangen zwaarder wegen dan die van ons. Alsof onze toekomst minder belangrijk is.”
Die gedachte doet pijn. Want Brent wil vooruit. Hij wil een plek waar hij kan ademen, waar hij ruimte heeft voor een leven. “Ik wil gewoon thuis kunnen komen zonder over m’n koffietafel te struikelen.
Ik wil een keer vrienden uitnodigen zonder dat ze op m’n bed hoeven te zitten omdat er nergens anders plek is. En ja, ik denk ook aan later. Een gezin starten? Met wie en waar dan, als ik nog steeds in dit bezemhok woon?”
Wat hem misschien nog wel het meest stoort, is de manier waarop er over jongeren wordt gepraat. “We zouden verwend zijn, lui, we geven alles uit aan avocado’s en vakanties.
Maar dat is zo’n karikatuur. Ik werk me de pleuris, spaar elke maand, maar ik red het gewoon niet. De regels zijn veranderd, de lat ligt hoger, maar de verwachtingen blijven hetzelfde.”
Toch probeert hij hoop te houden. “Soms denk ik: misschien komt er ooit een verandering. Misschien gaan gemeenten echt werk maken van starterswoningen.
Misschien komt er beleid dat ouderen helpt om kleiner te gaan wonen zonder dat ze erop achteruitgaan. Maar eerlijk? Tot die tijd blijven wij gewoon in de wachtkamer zitten.”
En dat is precies hoe het voelt: alsof hij al jaren in een wachtruimte verblijft. Geen zicht op een oproep, geen idee wanneer hij aan de beurt is.
“We verdienen ook een plek op die markt. Maar die wordt ons gewoon niet gegund. Het is alsof we permanent jong moeten blijven — flexibel, mobiel, tijdelijk. Maar ondertussen gaan de jaren gewoon door.”
Brent neemt nog een slok van zijn inmiddels koude koffie en kijkt even zwijgend voor zich uit. “Soms denk ik: als ik nu al zo moet knokken voor een huis, wat staat me dan nog te wachten? Maar ik blijf het proberen. Want opgeven? Dat is geen optie. Dan win je zéker niks.”
De ervaring van Brent is geen uitzondering. Het is een realiteit die zich afspeelt in steden; Jongeren die willen, kunnen, maar niet mogen.
Niet door gebrek aan inzet, maar door een systeem dat vastzit. En zolang die vastgelopen situatie niet verandert, blijft Brent — net als duizenden anderen — gevangen tussen droom en realiteit. En blijft de woningmarkt een strijdveld, waarin jongeren keer op keer achteraan in de rij worden gezet.