In een rustige straat aan de rand van de stad woont Annet. Ze is 78 jaar oud en leeft alleen sinds haar man een paar jaar geleden overleed.
Het huis waarin ze woont is nog hetzelfde als toen de kinderen klein waren. Foto’s van verjaardagen, vakanties en schooldiploma’s hangen aan de muur. Maar waar vroeger gelach en geroezemoes door het huis klonken, is het nu vaak stil. Heel stil.
“Ze zeggen dat stilte goud is,” zegt Annet terwijl ze haar kopje thee neerzet. “Maar soms voelt het als lood. Zwaar. Drukkend. Alsof je langzaam een beetje verdwijnt.”
Annet heeft drie volwassen kinderen. Twee dochters en een zoon. Ze wonen allemaal relatief dichtbij. Binnen een half uur rijden, maximaal. En toch is het huis van Annet vaak dagen, soms wekenlang, zonder bezoek.
“Ik snap heus wel dat ze druk zijn,” zegt ze. “Ze hebben hun eigen leven. Banen, kinderen, sportclubjes, van alles. Maar het doet pijn als je merkt dat je alleen nog gebeld wordt als ze iets nodig hebben.”
Ze pauzeert even en kijkt naar buiten, waar de eerste voorjaarszon op de stoep valt.
“Vorige week nog belde m’n zoon. Of ik wist wat dat lampje op zijn dashboard betekende. We hebben tien minuten gepraat over zijn auto. Over mij ging het geen moment.”
Annet haalt haar schouders op. Ze zegt het niet om zielig te doen, benadrukt ze. Ze wil geen medelijden. Maar ze wil wel gezien worden. Gewoon als mens. Als moeder. Als iemand die nog leeft en voelt, zelfs al is ze bijna 80.
“Vroeger was het anders,” vertelt ze. “Toen kwamen ze spontaan langs. Gewoon voor de gezelligheid. Even een bakkie doen, even bijpraten. Soms kwamen ze op zondag met hun kinderen en zaten we met z’n allen aan de eettafel. Die tafel is nu al tijden leeg.”
Ze probeert de moed erin te houden, zegt ze. Probeert het positief te bekijken. Maar dat lukt niet altijd.
“Je gaat twijfelen aan jezelf. Heb ik iets verkeerd gedaan? Was ik geen goede moeder? Of is dit gewoon hoe het gaat, als je ouder wordt?”
Volgens Annet begon het allemaal heel geleidelijk. Eerst kwamen de bezoekjes minder vaak. Toen werden de telefoontjes korter. En tegenwoordig is het vooral via WhatsApp.
“En zelfs dat niet altijd,” zegt ze. “Soms stuur ik een berichtje en krijg ik pas twee dagen later antwoord. ‘Sorry mam, druk druk druk!’ Maar ik zie op Facebook dat ze wél tijd hebben voor vriendinnenavondjes, festivals en weekendjes weg.”
Ze probeert haar verdriet niet te laten overheersen. Ze wandelt nog elke dag een stukje, praat af en toe met buren en doet trouw haar boodschappen. Maar de leegte is er. Vooral nu het voorjaar eraan komt.
“Voor veel mensen is lente iets fijns,” zegt ze. “De zon, de bloemen, de terrasjes. Maar voor mij voelt het als een vergrootglas. Alles wat je mist wordt ineens nóg zichtbaarder. De wereld wordt levendiger, en jij voelt je juist doffer.”
Een paar weken geleden probeerde ze iets nieuws. Ze belde haar oudste dochter, gewoon zomaar, om te vragen of ze een kopje koffie wilde komen drinken.
“Ze zei dat ze het lief vond, maar dat ze die week echt geen tijd had. En daarna hoorde ik weer niks. Dan voel je je gewoon… afgewezen. Alsof je iets vraagt wat eigenlijk niet mag.”
Annet vertelt het rustig, zonder tranen, maar haar blik verraadt hoe diep het zit. Ze houdt van haar kinderen, zegt ze, en ze zou ze alles vergeven. Maar ze zou het fijn vinden als ze af en toe weer als ‘gewoon mama’ gezien werd. Niet alleen als oppas, of als iemand die even iets moet regelen.
“Ze komen langs als ze oppas nodig hebben. Of als ze iets willen lenen. Of als er iets kapot is en ze denken: mam weet vast wel raad. Maar niet omdat ze mij missen. Dat gevoel krijg ik tenminste niet meer.”
Ze zou willen dat ze het hen kon uitleggen, zonder dat het meteen dramatisch overkomt. Maar dat is lastig, zegt ze.
“Als ik er iets van zeg, krijg ik vaak ‘Je weet toch dat we van je houden’ te horen. Maar als je nooit langskomt, hoe moet ik dat dan voelen?”
De eenzaamheid die ze beschrijft is niet schreeuwerig. Het is subtiel. Langzaam. Maar altijd aanwezig. Zoals ze zelf zegt: “Het is net als tocht in huis. Je ziet het niet, maar het kruipt overal tussen.”
Ze mist de kleine dingen. Samen lachen om iets op tv. Kletsen over vroeger. Iemand die vraagt hoe haar dag was. Of ze lekker heeft geslapen. Of gewoon een arm om haar heen als ze zich even niet zo goed voelt.
“Ze hebben echt geen idee hoeveel dat zou betekenen,” fluistert ze. “Echt niet.”
En terwijl de zon langzaam zakt en de woonkamer in een gouden gloed zet, komt er geen geluid van de gang. Geen deurbel. Geen voetstappen. Alleen het tikken van de klok en het zachte geluid van vogels buiten.
“Ach,” zegt ze uiteindelijk. “Misschien bel ik straks zelf wel weer. Of stuur ik een berichtje. Dan weet ik in elk geval dat ik het geprobeerd heb.”
En toch, ergens hoopt ze. Op een onverwachte klop op de deur. Op iemand die niet iets komt halen, maar gewoon haar even komt brengen: aandacht. Warmte. Een beetje liefde. Gewoon, zomaar.